Zoals ik eerder schreef houden we allemaal van smakelijk eten. Over de aanvoer van vers fruit hebben we niets te klagen: mango’s in drie soorten, papaya’s, twee soorten passievrucht, sinaasappels, ananassen, allerlei soorten avocado’s, en vooral heel veel bananen. Alles is in overvloed langs de weg te koop. Voor ons huis staat een grote mangoboom, die als het goed is eind december vol zal hangen, en de tuinman heeft naast de moestuin sinaasappel- en citroenboompjes aangeplant – al zullen die nog wel een paar jaar nodig hebben voor die vrucht dragen.
Qua groente komen we er bekaaider af. Groente is volop verkrijgbaar maar de variatie is klein. Een Nederlandse tuinder die hier al twintig jaar woont vertelde me dat Tanzaniaanse boeren heel behoudend zijn in hun teelt. Dat is vooral te merken aan de tomaten: die zijn overal te koop – het lijkt wel of elke boer ze verbouwt – maar allemaal van hetzelfde ras. De smaak is niet slecht, maar omdat het lijkt alsof ze allemaal van één plant komen, worden ze al gauw saai. Noem me een culinaire snob, maar ik had in Nederland precies hetzelfde bij de zogenaamde “smaaktomaat”: die ging me ook echt de keel uithangen.
Ik denk dat ik (en eigenlijk iedereen in het gezin) zo gewend ben geraakt aan de natuurlijke afwisseling in smaken die je proeft als je versproducten nooit in de supermarkt koopt, dat we gewoon niet houden van dingen die twee keer hetzelfde smaken. En dat is hier lastig.
Maar deze week viel me ineens iets in: twee zomers lang (2008/9?) verkocht Boer Koekoek iedere week de meest ongelofelijke tomaten. Hij had verschillende ‘vergeten rassen’ opnieuw opgekweekt en verkocht het resultaat in zijn winkeltje op de Hertogstraat in Nijmegen. Op gegeven moment had hij zelfs een variant van de onovertroffen ‘Cuor di Bue’. Ik kwam iedere week met tassen vol thuis. Jee wat hebben we die zomers een lekkere pasta’s gegeten …
Maar het jaar erna was de pret ineens over: Robert Koekoek moest van de gemeente Nijmegen zijn kasjes weghalen. Ze stonden in de Ooijpolder, en vanuit landschappelijk oogpunt was dat niet wenselijk. Er is nog lang over gestreden, met petities, een burgerinitiatief en zelfs vragen in de Tweede Kamer – de tuinderij ligt pal buiten de stad die tevens zijn afzetgebied is, hoe duurzaam wil je het hebben? – maar het mocht allemaal niet baten, einde van de tomaten.
Enfin, eergisteren heb ik de stoute schoenen aangedaan en Robert en Helen Koekoek deze mail gestuurd:
Als de grootste fans ooit van jouw tomaten hebben wij een vrijpostige vraag: zouden wij wat van jouw tomatenzaad kunnen krijgen?
De situatie is: we kunnen hier in Tanzania maar 1 soort tomaten krijgen. Model ‘pomodori’ maar vrij smakeloos. En dat terwijl we beschikken over:
– warm weer het jaar rond: tegen de 20 graden in de winter, oplopend tot 30-35 graden mid-zomer in december
– zon: zelfs als het bewolkt is, is het hier nog behoorlijk zonnig …
– water: we zitten in de foothills van de Kilimanjaro, zuiver water wordt in overvloed uit bronnen opgepompt
– menskracht: we hebben vier dagen per week een fantastische tuinman
– grond: ons huis staat op een halve hectare oude vulkanische grond die zo vruchtbaar is dat een stok die je erin zet binnen de kortste keren uitgroeit tot een boom
Voor de duidelijkheid: het gaat ons alleen om eigen consumptie. Ik garandeer je dat we geen zaden zullen verspreiden. We zullen regelmatig foto’s maken van onze tomatentuin, zodat je de vorderingen op onze blog kunt volgen, uiteraard met bronvermelding.
En mocht het nou heel succesvol blijken, dan openen we alsnog “Boer Koekoeks Tanzania Branch” 🙂